Het geheim Leger

Paul Housmans

Leopold 3 had als opperbevelhebber van het Belgische leger overgegeven aan de vijand op 28 mei 1940.
Dit veroorzaakte onenigheid tussen de Koning en de Regering die in ballingschap ging in Londen.
De regering wilde de strijd verder zetten vanuit het buitenland.

Koningsgezinde militairen probeerden einde 1940 het leger te hergroeperen. Ze vormden geheime milities uit de vroegere regimenten.

Er kwamen drie groepen:

  • de beweging La Phalange van Xavier de Grunne,
  • de groep rond reserve-kolonel Robert Lentz
  • het netwerk van kapitein-commandant Charles Claser dat vanaf augustus 1940 het Belgisch Legioen genoemd werd.

Vanaf april 1941 smolten de drie groepen samen onder de naam Belgisch Legioen. De strijd tegen de bezetter en voor de bevrijding van het land werd het hoofddoel; maar ook het herstellen van de burgerlijke democratie en zodoende ook de bestrijding van de communisten waren vanzelfsprekend voor deze weerstanders.

De organisatie was op typisch militaire leest geschoeid

  • een hoofdkwartier bestuurd door Claser
  • vier leiders : Lentz hoofd van de krijgsmacht
  • Diensten: André Boereboom
  • Politieke Organisatie : bestuurd door Van der Putten:
    samenwerking met andere verzetsbewegingen
    informatie vergaren over de collaboratie, bewapening, genie, transmissie, gezondheid, financiën

Elk sectiehoofd koos tien adjuncten die op hun beurt tien soldaten rekruteerden, in totaal 111 manschappen per sectie. Elk van de drie zones van ons land had een hoofdkwartier: voor Vlaanderen was dat Gent, voor Brussel en Brabant Brussel zelf en voor Wallonië Namen.
Vlaanderen stond onder leiding van kapitein Edouard Franckx.
Hoofd van de provincie Antwerpen werd in augustus 1941 kolonel Paul Housmans, hij volgde kapitein commandant William Grisar op.

Paul Housmans was onderluitenant bij het 6e linieregiment.

Paul Charles Pierre Housmans werd geboren in Oostende op 7 april 1888.
Hij was actief in de inlichtingendienst Luc-Marc en in het Geheim Leger.
Op 6 januari 1943 werd hij gearresteerd en vervolgens verbleef hij in het Auffanglager Breendonk. Hij werd terechtgesteld in Antwerpen (d'Herbouvillekaai) of Brasschaat (Maria-ter-Heide) op 10 juni 1943.
Hij werd begraven in het massagraf in Brasschaat.

Housmans was gehuwd met Bradt Maria Josephina Emma. Hij woonde in Antwerpen, in de Kolveniersstraat nr. 6

Gedenkplaat in het ploitiekantoor van Antwerpen Noord.

Urbain Reniers

De slag om de Schelde

Antwerpen-stad en een groot deel van de haven zijn in september 1944 bevrijd, maar de geallieerden hadden nog geen toegang tot de monding van de Schelde. Die is noodzakelijk om de haven in gebruik te kunnen nemen voor de bevoorrading van de geallieerden. De Duitse legerleiding deed er dan ook alles aan om de Scheldemonding in handen te houden zodat de haven niet bruikbaar is. Duitse troepen verschuilden zich achter een verdedigingslinie langs de Schelde en het Albertkanaal. Zolang zij over troepen beschikten in Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen, was de geallieerde opmars sterk belemmerd.

In de laatste dagen van augustus 44 hadden luitenant Reniers (Geheim Leger), de operationele chef voor de haven en Eugène Colson (NKB) de laatste voorbereidende acties doen uitvoeren. Die behelsden vooral sabotagedaden om de vernielingen van de haveninstallaties te voorkomen.

In de haven kwamen de troepen in contact met de koopvaardijofficier, Eugène Colson, bijgenaamd 'Kapitein Harry'. Colson had van Reniers het bevel gekregen over de verzetsgroepen in de haven. Zijn groepering, de NKB, was toen nog niet officieel erkend. De meeste mannen van Colson waren dokwerkers en leden van de havendiensten. Zij voelden zich in deze doolhof van dokken en sluizen als een vis in het water. Colsons troepen stonden de Engelsen bij in de bewaking van de vitale punten in de haven. Maandenlang hadden zij zich op hun anti-destructietaken voorbereid. Ze wisten waar de explosieven zich bevonden om de kaaimuren op te blazen, waardoor de hele haven voor lange tijd onbruikbaar zou zijn voor de geallieerde legers. Dankzij de groep van Colson viel de enorm belangrijke Kruisschanssluis op 6 september onbeschadigd in geallieerde handen. De Engelsen konden de steun van het verzet goed gebruiken. Door hun snelle opmars konden hun bevoorradingscolonnes niet volgen en hadden ze onvoldoende infanterie. Voor verkennings- en bewakingsopdrachten maakten ze dankbaar gebruik van de steun van het verzet. Door hun uitstekende kennis van de haven maakten de verzetslui hun gebrek aan militaire ervaring ruimschoots goed. Colson trachtte de Engelse officieren ervan te overtuigen Merksem zo vlug mogelijk in te nemen. De bruggen over het Albertkanaal waren toen nog open. Het antwoord was afwijzend. Zij hadden immers geen instructies gekregen.

Bron: België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6

Rudi van Doorslaer, Etienne Verhoeyen, Herman van de Vijver

Het Geheim Leger was ook nog belast met een anti-destructieopdracht die erin bestond te beletten dat de Duitsers bij hun aftocht strategische punten en verkeersknooppunten zouden vernietigen teneinde de geallieerde opmars te vertragen. In het kader hiervan verdient de vrijwaring van de haven van Antwerpen een bijzondere vermelding. Het ging om een gecoördineerde actie van groepen van de Witte Brigade, de NKB, het Geheim Leger, het Onafhankelijkheidsfront en de Groep G, onder de algemene leiding van Luitenant Urbain Reniers.

In de avond van de 3de september 1944 was de 11de pantserdivisie van de jonge generaal-majoor Roberts al in de omgeving van Aalst. Een deel van de troepen had toen al de weg Brussel-Antwerpen in Wolvertem bereikt. Op dat ogenblik hadden Roberts' soldaten nog geen verzetsmensen ontmoet. Dit gebeurde dan toch in de morgen van 4 september. Net vóór de bruggen van Boom, in Breendonk, werd één van de tanks van het 3de Royal Tanks Regiment van luitenant-kolonel David Silvertop opgehouden door een eenzame burger, die nadien de Belgische genieofficier en ingenieur Robert Vekemans bleek te zijn. Vekemans was een beroepsofficier die in 1940 de nodige ervaring opgedaan had bij het opblazen van bruggen. Tijdens de bezetting werkte hij bij Bruggen en Wegen in Antwerpen. Hij had ook voor de inlichtingsdienst Alex gewerkt en had nauwe contacten met Reniers. Geïnspireerd door zijn rijke ervaring en kennis, was hij ervan overtuigd dat de Engelse troepen logischerwijze via Boom moesten komen. Vandaar dat hij zich op het kruispunt vóór Boom opgesteld had en de Britse tanks langs een minder opvallende weg (via de Van Enschodtbrug) wilde omleiden.

De geallieerden hadden in het verleden al nare ervaringen opgedaan met burgers die hen maar wat op de mouw wilden spellen of hen een of ander gehucht-zonder-strategische waarde wilden doen bevrijden. Het was dus niet hun gewoonte om voor de eerste de beste onopvallende toeschouwer te stoppen. De eerste twee tanks reden gewoon door. Gelukkig was de Welshman Gibson Stubbs een andere mening toegedaan. Luitenant Stubbs ('s avonds was hij al kapitein) vertraagde en bracht zijn commandant, majoor Dunlop, op de hoogte. Vekemans snelde naar Dunlops tank en raadde hem aan de Antwerpse steenweg te verlaten en rechts af te slaan, zodat hij via een kleine brug, de Van Enschodtbrug, de Rupel kon oversteken. Luitenant Vekemans voorzag immers dat de Duitsers bij het zien van de geallieerde tanks de grote brug van Boom zouden opblazen. De Van Enschodtbrug was eveneens ondermijnd, maar gelukkig hadden de Duitsers (slecht) Belgisch materiaal gebruikt, zodat het doorknippen van de lonten eigenlijk overbodig was. De Duitsers waren zo verwonderd over de snelheid van de Britten, dat ze hun plan om de haveninstallaties te vernietigen niet meer konden uitvoeren.

Hoewel Merksem begin oktober 1944 al bevrijd is, zal het nog weken duren voordat de monding vrij is en schepen terug binnen kunnen varen. Uiteindelijk zijn het de geallieerde legers onder leiding van de Canadezen die de Duitse legers uit Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Beveland en Walcheren verdrijven. Dit kost het leven aan duizenden soldaten van beide partijen. Nu de Scheldemonding niet langer in Duits bezit is, kunnen ze beginnen met het ruimen van de Schelde. Die is nog steeds niet bevaarbaar door de vele mijnen en ander materiaal. Pas vanaf 28 november 1944 kan Antwerpen volwaardig als geallieerde aanvoerhaven fungeren.