Religieuzen

E.H. Joannes Cornelius Amandus Hanegraeff

Bron: Geschiedeis van Zwijndrecht en Burch, deel 2, van Dirk Verhelst


Het Vlaams Hoofd heeft een lange traditie van godsvrucht, maar een even lange traditie van miskenning en verwaarlozing, ook op religieus gebied.
In de tijd dat het christelijk geloof de norm was, werd het volk van Sint Anna in de kou gelaten door kerk en gemeente. Pas in 1769 werd er een vaste kapelaan aangesteld, die moest smeken om geld voor hem en zijn kapel. De Franse revolutie maakte komaf met de godsdienstbeleving op het Vlaams Hoofd, en de kapel  werd privé eigendom. In 1829 werd de kapel openbaar verkocht en werd Jacobus Meyers de Swijndrecht eigenaar van de kapel. Hij stelde de kapel teug ter beschikking van de gelovige gemeenschap. De kapel ging terug open op 28 juli 1829, feest van Sint Anna. E.H. Joannes Cornelius Amandus Hanegraeff, onderpastoor van de de parochie van de kathedraal deed de missen, en stak iedere dag de Schelde over en terug, om de mis te lezen. Hij deed dat gedurende 25 jaar. In 1854 schonk Jacobus Meyers de kapel aan Hanegraeff. De kapel had geen inkomsten en Hanegraeff betaalde alles zelf: interieur, de koster, en de kleren van de communicanten. Op 24 juli 1854 werd Hanegraeff gehuldigd en opgehaald met een stoomboot , de Duchesse de Brabant. De klokken werden geluid, en op het fort werden kanonschoten afgevuurd.  De fanfare van Zwijndrecht liep voorop in de stoet, met vaandels en taferelen.
Op 6 augustus 1867 overleed Hanegraeff. De kapel werd ovegedragen aan de kerkfabriek van Zwijndrecht.

Hanegraeff de buren sierenallen huis en straten nu;

Edoch wat zijn feestlaurieren ?
Niets ; bij de min voor U

Eeuwig blijve uw naem hier leven Godes dienaer, die uw hulp

reeds een kwart eeuws hebt gegeven
Aen den stervende in zijn stulp,

Eens wen Gij begeeft het stof,
flonkert Gij in Sions hof



Gedicht ter gelegenheid van de viering van Hanegraeff op 24 juli 1854










De Hanegraefstraat is naar hem genoemd. 

Helaas heeft men zijn naam verkeerd gespeld.

Pater Frans-Bertrand Janssens

° Borgerhout  25 maart 1908,  + Zwijndrecht 22 juli 1995

Bron: De kerk in het midden, uitgave Halewijn, Antwerpen

Een van de markantste figuren van Sint Anneke is pater Janssens geweest. Hij heeft mede dit stuk Antwerpen gemaakt wat het nu is: een lappendeken van alle mogelijke woonstijlen door mekaar. Hij heeft voor een  deel de familie-eengezinswoning voor zijn rekening genomen. Met de duidelijke bedoeling Sint Anneke te bevolken met katholiek volk. De reactie van de andere kant, de door Janssens gehate socialisten, bleef dan ook niet uit: er werden appartementsblokken gezet op de Lode Zielenslaan.

Pater Frans-Bertrand Janssens, geboren te Borgerhout op 25 maart 1908, was niet meteen in de wieg gelegd voor pater. Vader kwam uit Geel, Moeder daarentegen kwam uit de streek van Ieper waar vader Janssens voor de eeuwwisseling als onderaannemer van graafwerken actief was. Na hun huwelijk gingen ze in Antwerpen wonen, waar Frans als tiende kind geboren werd. Na de penibele oorlogsjaren kreeg Franske niet de kans om verder te studeren: nauwelijks 14 jaar oud kwam hij als jongste bediende terecht bij een Engelse import-export maatschappij in de Antwerpse haven. Zijn open zakelijke flair en zijn agressieve ondernemingszin stamt wellicht uit die periode. Hij pochte graag "dat hij aan de dok had gewerkt", maar dat mag met een flinke korrel zout, zoals overigens vele uitspraken van hem.

De Oorlogsjaren

De oorlog en de bezetting maken een einde aan de manier van werken die tot dan toe gehuldigd werd. In de eerste week van de bezetting heeft Janssens grondig alle sporen uitgewist en zijn op dat moment reeds omvangrijke documentatie vernietigd

Na lange onderhandelingen met de Propaganda-Abteilung gooit in 1941 Janssens het op een akkoord met de bezetter voor een nieuwe publicatie " De Stem uit het Vaderhuis", de voorloper van het huidige "Kerk en Leven" Het eerste nummer verschijnt in februari 1941. Er worden zo'n 25000 exemplaren naar Duitsland gestuurd voor "onze jongens", vrijwilligers in het Duitse leger en vrijwillige arbeiders. De Wehrmacht zorgde voor de verzending.

De oplage voor de Belgische parochies werd via de post verstuurd.

Priester en Propagandist

Als 18-jarige brengt hij zijn vrije tijd door in een Vlaamsgezinde gemengde jeugdgroep, de Nieuw Jeugd. Iemand uit de groep studeert aan de sociale Hogeschool van Leuven, en brengt Janssens in contact met de Dominicanen uit de Antwerpse Ploegstraat.. 5 jaar later besluit Janssens toe te treden tot de Dominicanen. Hij wordt priester gewijd in 1930.Hij wordt parochie priester in Ledberg, een socialistisch bastion. Hier leert hij dat het evangelie best verkondigd wordt bij de mensen zelf en niet in de kerk.

Janssens staat ook in contact met zijn confrater Morlion die in de jaren dertig in het Antwerpse aan "geloofsverdediging" via "offensiebrigades" doet. Morlion en de paters van de Antwerpse Ploegstraat geven o.a. een katholiek weekblad uit, "de Ster" waarin het opkomen voor de christelijke boodschap zeer getekend is door het anti-socialisme en weinig gericht op efficiënt bekeringswerk
Zijn evangelisatiestrategie zal in de loop der jaren verschillende doopnamen krijgen, "Actiecomitee", "Verweer", en "Actiecomitee en Verweer" zijn in eerste instantie gericht naar het publieke forum (in casu: de totaliteit van de bevolking van Groot-Gent, later van gans het bisdom. In militaire termen zou je deze externe actie als wezenlijk "defensief" of "contra-offensief" kunnen bestempelen! Het is de bedoeling om allereerst informatie te krijgen (zelfs met infiltratie) over de opvattingen die in het ongelovige kamp circuleren i.v.m. de Kerk of het geloof. Op grond van dit gedocumenteerde inzicht komt dan een gericht riposteren op gang via persoonlijke brieven. Dezelfde "tegenspraak" wordt geboden op woelige debat-avonden, straat-en cité-bijeenkomsten. Het gaat erom, van man tot man, rechtstreeks de tegenstanders te overtuigen van het foutieve van hun opvattingen over het geloof en over de sociale leer.

Na de bevrijding

In 1944 neemt Janssens dadelijk stelling tegen de excessen van de repressie. "Tijdens de laatste maanden van 1944 hebben we zonder succes gewezen op het gevaar dat velen onschuldig en anderen onredelijk zouden boeten onder communistische druk en reactie van de straat".

Van het een komt het ander: in allerlei publicaties uitgegeven door "Katholiek Verweer"- trekt pater Janssens ten strijde tegen de repressie en de linkerzijde. De titels spreken voor zich: "Weerstand" (1944)" "Zuivering" ,"Kolen"; "Gij gedetineerden"; "Onafhankelijkheidsfront"; De gevangenen van de regering Van Acker"; "De socialistische pers en Koning LeopolsdIII" (1945) In mei van dat jaar slaagt hij erin een volksraadpleging te lanceren en mee te organiseren over de terugkeer van de koning. Maar de politieke beslissing blijft uit.

.

Janssens: "Je haalt je voordeel door je te informeren over de tegenpartij. En we probeerden dat zo objectief mogelijk te doen. In plaats van zonder meer te stellen dat al wat Van Den Eyndes Volksgazet publiceerde verkeerd was, trachtten we die informatie eerst te begrijpen en te keuren. Dat was de opzet van onze "perskeuring". Volgens de nood van het ogenblik zetten we dan in een tweede fase allerhande acties op.  Sommige daarvan hielden zich op het informatieve vlak:we publiceerden bv het katholiek standpunt inzake het geval Walschap; we gaven brochures uit die we richtten naar alle leraars in het middelbaar onderwijs; we informeerden de rechters en de politieke mandatarissen over de morele plichten inzake repressie en epuratie; we stelden een nationale oplossing voor de onderwijskwestie voor aan alle leraars en politici; enz".
Wie de teksten nu doorneemt, wordt getroffen door het sterk polemiserend karakter ervan. Zo "keurt" men dag-en weekbladpers ook op het "moreel gehalte" en publiceert het Studiecentrum in 1948 een systematische nomenclatuur van de tijdschriften -2000 titels".

.

Het Klooster en Studiecentrum

Rond 1943 slaagt Janssens erin om op de Antwerpse Linkeroever een groot stuk bouwgrond dat toebehoorde aan IMALSO aan te schaffen. Het geld wordt geschonken door de West-Vlaamse aannemer Byttebier, die voor de oorlog met de aanleg van de autoweg Brussel-Oostende goed geld had verdiend. De transactie gebeurde voor het in voege treden van de zogenaamde wet Gutt. Deze wet voorzag dat alle bankbijetten binnen de 5 dagen moesten worden omgeruild voor nieuwe, en dit met een maximum van 2000 BF. Dit was een middel om zwart geld en geld verdiend met te collaboreren uit te schakelen. Alleen: de Kerk was hiervan vrijgesteld, en dat kwam Janssens zeer goed uit. Byttebier verloor na de oorlog al zijn bezittingen wegens zijn collaboratie met de bezetter. De grond wordt gebruikt om er allereerst een klooster te bouwen, later (in 1947) gevolgd door een studiecentrum, een college, een parochiale bioscoop enz. Het wordt de start van een indrukwekkende carrière in de bouwsector.