De Sint Annakapel

Geschiedenis

tekst: Gie Stappaerts, archivaris Sint-Anna-ten-Drieën.


Mogelijk al in de twaalfde eeuw is er sprake van een kapel op het Vlaams Hoofd, al is niet meteen duidelijk aan wie die kapel toegewijd was. Er was sprake van een hoogdag op 7 oktober, later van een hoogdag op 12 november. Die laatste dag maakt het zeer aannemelijk dat toen Sint-Maarten herdacht werd, de bisschop van Tours, wiens feestdag valt op 11 november en die ook gevierd wordt in de naburige gemeenten Burcht en Beveren. Vroeger was het ook de datum waarop de oogst binnengehaald moest zijn, het vee op stal ging en de ganzen werden geslacht.


Sint-Anna werd in de vroege middeleeuwen alleen vereerd in de oosterse kerk maar helemaal niet in onze streken. Toch zou er, al in de 9de eeuw aan het hof van Karel de Grote, een Latijns verhaal over Maria, dat ook vertelt over Joachim en Anna, een groot succes hebben gekend. Uit die en andere legenden, groeit kort daarna de Sint-Annaverering in Vlaanderen. Zo wordt het hospitium dat in 1206 gebouwd wordt naast de Sint-Baafsabdij in Gent, toewijd aan de heilige Anna. In de eeuw daarna volgde de openbare verering van Sint-Anna in andere kerken van Gent.
Daarna volgt in het Waasland de ene Sint-Annakapel na de andere.

In 1330 wordt ook de kapel op het Vlaams Hoofd vermeld als bedevaartsoord gewijd aan Sint-Anna.

Doorheen de middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijden werd Anna vooral geëerd als stammoeder van een heilig en edel geslacht. Later verschoof het accent naar een vermenselijkte heilige familie. Anna werd gezien als een opvoedende, zorgzame (groot)moeder. Dit paste ook in een algemene beweging voor een meer menselijke voorstelling van zowel Jezus als Maria. Toen reeds aanriepen de jonggehuwden Sint-Anna, als voorpreekster om door haar verdiensten een gelukkige huwelijkszegen te verkrijgen en een voorspoedige verlossing.

De kapel Op het Veer kende haar wel en wee. De kapel die rond 1330 aan Sint-Anna was toegewijd, werd in 1450 verwoest. Toch bleef de devotie tot de heilige Anna en groeide het gehucht rond de kapel uit tot een populair bedevaartsoord, zodat men sprak van "Sint-Anna ten veere", later afgekort tot "Sint-Anneke". Alvast in 1480-1481 was de kapel heropgebouwd, want toen kwamen de Antwerpenaren er op bedevaart om de buitengewone koude winter "weg te bidden". In 1544 werd zelfs een kapelaan aangesteld om school te geven en om "misse te doen up 't veyr".

We moeten er van uitgaan dat de devotie voor Sint-Anna zich vooral verspreidde door paters, die uiteraard Latijn kenden. Paters van de bedelende orden trokken destijds met paard en kar naar de verschillende parochies voor hun statiepreken en bedeltochten. Zij sloten dan een overeenkomst met de pastoor en de dorpsbestuur om op bepaalde dagen biecht te komen horen, te prediken en andere diensten te verrichten. Als beloning mochten de paters dan bij de parochianen rondgaan voor boter, eieren, vlees, graan, enz.

Paus Urbanus VI hechtte in 1378 zijn goedkeuring aan de Sint-Annaverering. Daarna nam haar verering zo toe dat zij aan het einde van de Middeleeuwen alleen nog door haar dochter Maria in de aandacht van de gelovigen werd overtroffen. Toch duurde het nog tot 1481 voor paus Sixtus IV het feest van Sint-Anna opnam in de officiële Roomse heiligenkalender.

Ook de heren van Burcht en Zwijndrecht hebben door de eeuwen heen de Sint-Annakapel gesteund. Toen de kapel in 1450 verwoest was, schonk Christoffel Vilain, bij testament van 1474, voldoende grond om de kapel te onderhouden er een kapelaan mee te kunnen betalen. Toen deze gronden in 1559 werden overstroomd en verloren gingen in de nieuwe dijk, hernieuwde Cornelis van Bergen, die in 1554 heer werd van Burcht en Zwijndrecht, de schenking van zijn voorganger.


Zelfs tijdens de hervormingsonlusten en de beeldenstorm (1566-1567) en bij de belegeringen van de stad door Alexander Farnese (1580-1587), bleven de inwoners van het Waasland trouw aan de heilige Anna. Toen de kapel in 1582 verwoest werd en hun bedevaart onmogelijk geworden was, richtten de bewoners van den "Hogen Acker" een boomkapel op ter ere van hun geliefde heilige. De hele wijk kwam Sint-Anna vereren bij het beeld in de boom op de hoek van de Melselestraat, die sinds lang Sint-Annaboomstraat heet. Al in 1582 was er nabij de boomkapel een herberg "In Sint-Annakapel", waar bedevaarders hun dorst konden laven. Ook in Elversele, dicht bij Waasmunster, zou er eertijds een Sint-Anna-Boomkapel geweest zijn.

De Sint-Annakapel op het Vlaams Hoofd, verwoest tijdens de belegeringen, werd rond 1613 heropgebouwd. Sinds die tijd vinden we de kapel regelmatig op kaarten van de stad afgebeeld. In 1648 sprak men van "Borgerweert Sint Anna". De kapel kreeg in 1667 een renaissancealtaar met gedraaide pilaren, engeltjes en "een fraye belt van de H. Moeder Anna".

De geschiedenis wil dat het Sint-Annafeest ieder jaar een octaaf lang met grote luister werd gevierd. Op 26 juli, Sint-Annafeestdag, was er grote processie waarin een reliek van de heilige werd meegedragen. De pastoor of de paters hielden hun preken, de kerk was mooi versierd, de vaandels wapperden, de klokken werden geluid, de soldaten losten eresalvo's. In stad en omstreken werden plakkaten uitgehangen, met propaganda voor de volle aflaat die op de Sint-Annadag kon "verdiend" worden. Wie enigszins de volkse belangstelling voor relieken in die tijd van vroomheid kent, kan verstaan dat dit heel wat gelovigen naar de bedevaartplaats lokte. Een belangstelling die zich van hieruit over een groot deel van het Waasland verspreidde. Dit alles heeft geduurd tot aan de Franse Revolutie. In 1797 werd de kapel gesloten en de verering stopgezet. Alleen de wereldlijke kermis op Sint-Anneke, is blijven naleven.

Vermeldenswaard is zeker ook Pieter Dorlant van Diest, alias Pieter Doorland (1454-1507), de auteur van "Elckerlyck". Hij schreef in 1501 ook een van de eerste werken in het Vlaams over Sint-Anna.

Van kapel naar kerk

Tussen het oprichten van de Sint-Annakapel op het Veer en het oprichten van de Sint-Annaparochie verliepen verscheidene eeuwen.

Op 20 januari 1798 werd voor het laatst een huwelijk ingezegend in de oude Sint-Annakapel. Kort daarna werd de kapel geplunderd en nog hetzelfde jaar met de inboedel en de aanpalende gronden verkocht aan apotheker De Smet uit Antwerpen. Dertig jaar later, op 16 mei 1829, kon Jonkheer Jacobus Meyers, heer van Zwijndrecht, voorkomen dat de kapel doorverkocht werd aan twee smeden door ze zelf aan te kopen en terug ter beschikking van de eredienst te stellen.

Zo kon de jonge priester Joannes Cornelis Amandus Hanegraeff de kapel opnieuw openstellen voor de eredienst. Ook het beeld van de heilige moeder Anna werd terug in ere hersteld. Het beeld van Sint-Anna-ten-Drieën werd tijdens de besloten tijd voor de sansculotten verborgen gehouden door de familie Nahoel, op de zolder van hun huis aan het dorpsplein.

Joannes Hanegraeff, die in 1832 bekrachtigd werd als titelvoerend onderpastoor van de O.-L.-V.-parochie in Antwerpen (kathedraal), zou naast zijn ambt voor de rest van zijn leven vrijwillig de voortrekker en bezieler blijven van het religieuze leven op het Vlaams Hoofd. De bewoners van Sint-Anneke droegen hem op handen en betitelden hem als "onderpastoor en proost van Sint-Anneke op het Vlaams Hoofd." Hij hield die taak vol tot in 1865, toen zijn gezondheid het liet afweten.


Een échte parochie

In 1866 werd de Sint-Annakapel een kapelanij van de parochie Heilig Kruis in Zwijndrecht. Nog voor Sint-Anna een nieuwe parochie wordt, krijgt de kapel in 1874 nog een nieuwe kruisweg en wordt zij in 1878 zeer grondig opgekuist, geschilderd en van een nieuw klein orgel voorzien, op initiatief van mej. Mathilde van den Abeele, op kosten van haar tante, Isabelle van Cannaert d'Halmale, de weduwe van Charles Blondel (bij leven voorzitter van de provincieraad, gemeenteraadslid en schepen). Mathilde van den Abeele liet in 1888 door Fidelis Roelandts, pastoor van Zwijndrecht, optekenen dat alle beelden alsook het orgel in de Sint-Annakapel, giften zijn van haar en haar familie, en niet mogen verkocht worden, maar moeten overgaan naar de nieuwe kerk, indien er een gebouwd wordt.

Met brief van 12 februari 1893 verheft Mgr. Antonius Stillemans, bisschop van Gent, de wijk Vlaams Hoofd tot een afzonderlijke parochie, onder bescherming van de heilige Anna. In dezelfde herderlijke brief wordt ook Emiel Janssens als pastoor aangesteld. De wettelijke bekrachtiging ervan geschiedt bij Koninklijk Besluit van 22 juli 1893. Pastoor Janssens wordt op 26 februari 1893 ingehuldigd.

Nog een korte tijd doet de oude kapel dienst als parochiekerk. Ze zou pas in 1931 worden gesloopt.