Het Veer
Je bent hier: Startpagina, Geschiedenis, Het Veer
Er is over het Veer veel geweten: wie de eigenaars waren , en de pachters, hoeveel ze verdienden, of hoe weinig, en daarom in staking gingen.
Het Veer was ook strategisch belangrijk, als directe verbinding tussen Vlaanderen en Brabant. Krijgsheren en voetvolk hebben er gezopen en gebrast, verkracht en gemoord. Het volk was er arm, en slachtoffer van al dat militair geweld.
Ook leden ze onder talloze dodelijke epidemiƫn, als pest, cholera, pokken, difterie, ook omdat de hygiƫne niet bestond. De straat was tegelijkertijd voetpad, mesthoop, stort en riool.
En de Schelde bracht geld in de la, maar ook water in het dorp. Tijdens talloze overstromingen braken de dijken, overstroomde hun huizen, werd de veestapel vernield, en vielen er doden.
Maar steeds opnieuw stak het optimisme de kop weer op: er werd hersteld, gezalfd, gebeden. En gewerkt, hard gewerkt om de dijken te herstellen, de doden te begraven op hun eigen kerkhof. De herbergen werden weer geopend en reizigers, bedevaarders en voetvolk werden weer ontvangen en gelaafd. Om ze dan naar de overkant te brengen, naar de stad Antwerpen.
Het Veer
Bron: Geschiedenis van Zwijndrecht en Burcht van Dirk Verelst, deel 1.
Het Vlaams Hoofd was een gehucht van de gemeente Zwijndrecht. Maar aangezien het veer de belangrijkste reden van bestaan was van het Vlaams Hoofd, heeft de stad Antwerpen er altijd een flinke vinger in de pap gehad. Vooral bij de uitbating van het veer deelde Antwerpen in de winsten.
De vroegste vermelding van het veer dateert uit 1232-1233. Uit deze oorkonde zou blijken dat Antwerpen het recht van het overzetten zou bezitten. Op het eind van de 14-de eeuw was het veer onder verschillende eigenaars verdeeld. Omstreeks 1450 bezat Antwerpen een meerderheid in het veer. Maar de Heer van Burcht en Zwijndrecht streek de inkomsten op. In 1453 geraakten beide partijen akkoord over de verdeling van de inkomsten.
In het begin van de 16-de eeuw moest de veerdienst worden uitgeoefend door 3 pleiten en 10 schuiten.
Op het eind van de 16-de eeuw, op 24 september 1576 bezetten muitende Spaanse soldaten het veer, en werd overvaren onmogelijk. Ook door de moeilijke tijden werd de prijs van de overzet met de helft verhoogd. Dit gold niet enkel voor personen, maar ook voor rijpaarden, trekpaarden, veulens, koeien, schapen en varkens, allerhande karren en tonnen. Alles had zijn prijskaartje. En daarenboven was de prijs ook nog afhankelijk van het weer: als de windmolens op het Kiel werden stilgelegd vanwege teveel wind, of als er ijsgang was, werd de prijs verdubbeld. Er was wel een prijsvermindering voor Antwerpenaren, die beroepshalve (melken, maaien, hooien) op de linkeroever moesten zijn. De veerboot had geen vaste uren: pas als de veerman 12 mijten bijeen had ging hij varen. Vanaf 1546 moesten schippers een eed afleggen bij de baljuw van Zwijndrecht, en een borgsom geven.
Het ging er namelijk niet altijd zo ordelijk aan toe aan het veer, dat ook wel "Klein Turkije" werd genoemd, vanwege de praktijken die sommige schippers hanteerden: gesjoemel, goederen in het water, en klagen durfde men niet, want de Schelde was diep, en een ongeluk gauw gebeurd. Reglementen werden uitgehangen in de "Walsche" en Duytsche" talen.
Het was veboden aan anderen dan de veermannen om volk over te zetten.
Boetes werden verdeeld onder de baljuw, de aanbrenger, en de kapel van
Sint Anna.
In 1600 bekwamen de Stad Antwerpen en de Heer van
Zwijndrecht elk de helft van de opbrengst van de inkomsten. De
Borgerweertpolder deelde in de inkomsten, later werden er ook de
herstellingen aan de Gentse weg mee betaald. Het resultaat was dat
Antwerpen maar 1/4 kreeg, en de Heer van Zwijndrecht slechts 1/8.
Vanaf
1591 werd het veer verpacht, en de pachter moest maandelijks 1/12 van de
pacht aflossen. Hij moest alles en iedereen overzetten volgens een vaste
prijslijst, en hij mocht geen drinkgeld aanvaarden. Hij moest ook de
aanlegsteigers op de linker- en rechteroever onderhouden. Elke drie jaar
vond er een verpachting plaats, wisselend op het Vlaams Hoofd en op het
stadhuis.
In de 17-de, 18-de eeuw werden in periodes van militaire
spanning schipbruggen aangelegd. Die zorgden voor een snelle overtocht
van troepen. maar het was een streep door de rekening van het veer. Het
tolgeld voor de brug was het dubbele van het veer. In 1674 konden de
pachters de schippers niet betalen, Het kwam tot een arbeidsconflict ,
toen de schippers in augustus 1675 in staking gingen, tot ze een
behoorlijk loon kregen. In september werd een akkoord bereikt. In 1685
werd bedongen dat arbeiders van het veer 12 stuivers per dag moesten
krijgen. Voordien heette het dat ze "een goed loon" moesten krijgen.
Artist
Pierre Aveline
(1656-1722)
: Zicht op de stad en de rede van Antwerpen vanuit het Vlaams Hoofd
Ets gedruk in 1695 ; UIA Bibliotheek , publiek domein.